Dat is toch aardig, mijn Heer!, p 349

Er werd begonnen met 52 gezinnen. Het gezin Stellinga is na de dood van de man opgeheven (november 1818). Daarna zijn negen gezinnen vertrokken: Dikkeboom (januari 1819), Metz en Rigagneau (april 1819), Breukel en Vos en Van Rhee (april 1820), weduwe Vergeer (augustus 1821), Muller (januari 1822) en Abraham Koppejan (maart 1822), zodat er 42 gezinnen overgebleven zijn.

Christiaan Sepp Jzn, gedoopt Amsterdam 1 mei 1773, commissaris en boekverkoper, is net als luitenant Fenner ook zo iemand waar ik graag nog eens over zou publiceren. Hij schrijft zelf verslagen van de door hem geleide bedelaarstransporten en de daarop volgende bezoekjes aan de vrije koloniën. De hier gebruikte fragmenten komen uit zijn verslag in de Star van april 1823, pagina 295. Bijzonder is dat onder de door hem begeleide bedelaars nogal wat vrijwilligers zaten die door Sepp zelf in het Amsterdamse werkhuis waren geworven met – naar achteraf zal blijken – wel bijzonder rooskleurige verhalen over de Ommerschans.