De meeste informatie over Ockerse komt uit J.Stouten, Willem Anthonie Ockerse (1760-1820) leven en werk, Amsterdam 1982, met enige aanvullingen.
Over Ockerse’s ziekte: Toen André Huitenga en ik in ‘94-’95 onderzoek deden in de archieven, troffen we veel schrijfwerk van Ockerse met onbestemde vlekken. We hebben toen zelfs nog bij een arts geïnformeerd of er kans bestond dat de mycobacterium tuberculosis na 180 jaar nog gevaar opleverde, maar dat bleek gelukkig niet het geval.
Het citaat over de ‘waakzaamheid over zich zelven’ komt uit een biografie van Tydeman & Clarisse, geciteerd door Stouten, pag. 9/10.
Dat Johannes van den Bosch een ‘dagblad’ over de kolonie wilde uitgeven, staat in zijn verhandeling en wordt ook vermeld in Kloosterhuis pagina 40. Overigens verscheen een dagblad in die tijd niet per se elke dag, meestal drie of vier keer per week.
De aankondiging van de Star met daarin ‘diploma of lidmaatskaartje’ en de abonnementsprijzen staat in de Staatscourant van 9 december 1818. Overigens kost het blad voor contribuanten die in Amsterdam wonen en die daarmee de portikosten besparen slechts 50 cent per nummer. Op 1 januari 1819 staat in dezelfde krant de hartekreet van het Magazijn voor het Armenwezen, geplaatst door ‘D. Du Mortier en zoon’, en blijkens de ondertekening al op 28 november 1818 ingeleverd.
Dat de Star boven de 300 exemplaren winst oplevert staat beschreven in het blad zelf, jaargang 1819, pagina 653. Een voorbeeld van Ockerses gebruik daarvan tegen de buitenwereld staat op 14 januari 1823 in een concept-krantenartikel, archief 354: ‘Het is waar, dat de tweede sekretaris der Maatschappij (de eerste is lid van de Kommissie zelve) die thans rustend predikant is, ƒ2,000.00 traktement geniet; maar, daar hij hiervoor mede belast is met de redaktie van het tijdschrift de Star, en de uitgave van dit werk eene aanmerkelijke zuivere winst oplevert, die zelfs in één der verlopene jaren ƒ3,300.00 bedragen heeft, kan ook dit traktement noch te groot geacht, noch gerekend worden ten laste van het Maatschappelijk fonds te loopen.’
Dat winstbedrag moet wel op 1819 slaan omdat daarna het aantal abonnees alleen maar minder werd. De oplaag van 1200 exemplaren in 1819 wordt ook genoemd op pagina 653 en in het verslag van de afdeeling van korrespondentie op pagina 753. Alles Star 1819.
Naast de in het boek genoemden hierbij nog wat leesgezelschappen met een abonnement op de Star omdat ze van die mooie namen hebben: Tot nut en vermaak (Zalt-Boemel), Letteroefend Genootschap ter spreuke voerende: Liefde en orde (Amsterdam), Vriendenkring Oefening baart verlichting (Amsterdam), Leeslust (Steenwijk), Leest en Denkt (Monnikedam), Door Oefening en Beschaving (Medemblik), Het past Vriendschap, kennis te gaan kweeken (Amsterdam), Lust tot onderzoek (Bloemendaal), Nijverheid en Weldadigheid (Groningen), Tot Verlichting van het Verstand (Nijmegen), Ter bevordering van kunde en goede smaak (Arnhem), Leeslust is de voedster der Wetenschappen (Leiden).
Het artikel over ‘de proefondervindelijk bewezen uitvoerbaarheid begint op pagina 18 van de Star 1819. Overigens lijkt het erop dat Johannes van den Bosch deze evaluatie nog korter na het begin van de kolonisatie geschreven heeft, in het artikel staat ‘na zes weken’.