NB: in de eerste druk staan op bladzijde 199 een paar zetfouten. Er staat Letterbeeld als het Vledderveld moet zijn en er staat twee keer marqué als er marke bedoeld wordt. Het woord ‘marqué’ in het citaat hoort wel.
Over de onduidelijkheden rond grondbezit bijvoorbeeld het taxatierapport van Van Royen van de Steggerder Compagnie dd 05-08-1819. Over het heideveld bij Steenwijkerwold schrijft de pc aan Benjamin op 6 december 1819: ‘De Kommissie houd het voor een uitgemaakte zaak dat het geheele heideveld haar in vruchtgebruik door Zijne Majesteit is afgestaan en dat het zelve als domein beschouwd moet worden.’
Een uitgebreide beschrijving van het Vledderheideveldincident is ook te vinden bij Kloosterhuis vanaf pagina 99. Er wordt vreselijk veel over heen en weer geschreven deze periode, wat eigenlijk al begon op 22 augustus (dus een maand voor de gebeurtenissen), wanneer de pc notuleert dat ‘er thans nieuwe zwarigheden zich opdoen van de zijde des Heren van Roijen van Doldersum en twee andere geintresseerden’. En op 23 augustus schrijft Benjamin aan de pc: ‘Ik heb reeds een tweede zeer dringende brief ontvangen, om de begonnen afgraving te staken: ik heb daar aan nog niet voldaan en zend genoemde brieven (…) heden aan de Kommissie per beurtschip af.’
De indruk wekken dat ze er wel mee weg zouden komen, had Stephanus van Royen gedaan in brieven op 26 april en 25 juni. Kloosterhuis beschrijft op pagina 97 een door Van Royen bijeengeroepen vergadering in het logement waar hij het afstaan van een stukje land erdoor had proberen te drukken.
Over de kerk van Vledder en de noodzakelijke opknapbeurt schrijft ook Van Hogendorp, pagina 107, met een oproep aan ‘degenen, die er in betrokken zijn, om de struikelblokken weg te nemen’. Later zal de koning inderdaad geld ter beschikking stellen om de kerk op te knappen..
Diverse aankopen van waardelen worden genoemd in pc-notulen van 4 december 1819. Over aandelen in de Steggerder Kompagnie schrijft Johannes op 7 maart 1820 aan de pc: ‘Indien de Steggerder Kompagnie (want van de Eese is mijnes wetens geene kwestie tot dus verre) niet in zijn geheel gekogt kan worden, zal het echter nuttig zijn daarin eenige aandeelen te bezitten, als dan kunnen den verkoop rechterlijk provoceren. De Heer Quarles bijvoorbeeld zou ons zijne aandelen kunnen overdoen. Dit is genoegzaam om de anderen tot ons oogmerk te kunnen leiden. Het is van het uiterste gewigt dit zoo spoedig mogelijk aftedoen, daar wij anders veel moeijelijkheid zullen ondervinden.’
Overigens heb ik geen idee wie meneer Quarles is.