De reis van Benjamin en Johannes naar de Ommerschans en het sollicitatiegesprek met Fenner worden aangekondigd in een brief van Benjamin dd zondag 12 september. Over die schilderachtige luitenant Fenner hoop ik nog eens uitgebreider te publiceren. Divers heen en weer gereis van Benjamin naar eigenaren en als delegatielid voor het Steenwijkerwolderheideveld in brievan van 23 september en 26 oktober, de voorbereidende werkzaamheden voor de nieuwe kolonie onder meer op 16 november. Bijvoorbeeld: ‘Het zou mij tevens aangenaam zijn, te mogen geinformeerd worden, op hoedanige wijze de voeding der nieuwe kolonisten is bepaald; dewijl zulks de intentie der Kommissie zijnde, er eene schoone voorraad winter knollen, tot een zeer geringe prijs zou kunnen worden aangekocht, dat na eenige dagen moeijelijker en na 2 a 3 weken in t geheel niet meer kan plaats hebben. In het afgelopen jaar zou men de menage, door eene goede voorraad knollen en wortels op te doen, beter hebben kunnen inrichten.’
Het voorstel om Benjamin een dedomagement te geven komt van Faber van Riemsdijk volgens de notulen van de commissie van weldadigheid van 5 augustus 1819, archief 16. De bedankbrief van Benjamin aan de pc van 18 augustus 1819 toont enorme blijdschap. Hij verbindt wel een voorwaarde aan zijn aanblijven: ‘Dat de Kommissie, even als ik zelve, mijne betrekking slegts zo lang als verbindend beschouw, als dezelve met de wederzeidsche genoegens en belangen zal overeenkomen.’
De door Benjamin aangestelde boekhouder is Johannes Bernardus de Bas, geboren rond 1767, en op 30 september 1819 omschrijft Benjamin het takenpakket: ‘Ik heb Dheer de Bas, als boekhouder tegen 20 october aangenomen; en bedongen dat zijnEd, zo wel de fabrijk in deze, als de nieuw aanteleggen kolonie dagelijks zal nazien, en in alles survailleren. Waartoe hij volgens zijne opgaven, de nodige kennis bezit. In dat geval zou de fabrijk met een goeden onder‑baas behoorlijk kunnen gedreven worden.’