Den geheelen raad grovelijk beleedigd, p 237

Johannes schrijft op 26 maart: ‘Vis­scher kan uit hoofde hij zijn goed in de lom­mert gebragt heeft in de raad van toezicht niet blijven zitten. Mijn broeder proponeert de kolonist Meeder in zijn plaats.’
Dit is de eerste zitting waarvan een officieel verslag bestaat, waar dan ook alle informatie in dit stuk vandaan komt: ‘Processen-verbaal van verhoor van de Raad van Toezigt in kolonie 1 (Frederiksoord)’ dd 9 april 1820, invoernummer 1613.
Aangevuld met een brief van Benjamin aan zijn broer dd 10 april 1820, beginnend met de mededeling dat ‘gisteravond’ de raad van toezigt bijeen is geweest, welke brief door Johannes wordt doorgestuurd naar de permanente commissie vergezeld van een brief van hemzelf aan de pc ook dd 10 april 1820.
De net te laat gekomen brief van de subcommissie Maassluis is gedateerd 13 april 1820.