De aansporingen om zelf te komen kijken staan om de haverklap in de Star. Benjamin van den Bosch maakt vanaf begin december regelmatig melding van bezoekers, een van de eerste groepjes is de subcommissie van Meppel.
De bezoekende Engelsman gaat erna naar Den Haag en wint informatie in bij de permanente commissie. Op 1 februari 1819, archief 50, schrijft ene W. Clegg uit New Lanark aan de pc om namens Owen te bedanken voor de stukken over ‘the interesting society’ die zijn meegegeven aan de bezoeker, wiens naam niet goed te lezen is: ‘mr. Leonpohen(?) of London’.
Clegg stuurt erbij uit naam van Owen ‘copies of six publications as the object for which they were written is analogous to that which your society has proposed to itself. He hopes they may afford you some useful hints.’
Verder zegt hij dat Owen graag meer informatie onbtvangt en nodigt hij de pc uit om in New Lanark te komen kijken. Eind juni, archief 51, komen er dan schriftelijke vragen van Owen via de ‘Heer van Kerkhoff te Rotterdam’, die 16 juli 1819, archief 352, door Johannes beantwoord worden.In de Star van oktober 1820 wordt een beschrijving van ‘de groote katoenspinnerij, gevestigd te New Lanark, onder het bestuur van den Heer r. owen’ gepubliceerd.
Als Owen later ook plannen voor landbouwexperimenten ontwikkelt, wordt de permanente commissie een stuk kritischer. Owens ‘plan for relieving public distress’ wordt door de koning aan de pc gestuurd met verzoek om een reactie, 17 mei 1823, archief 65, en als die reactie, 12 mei 1824, archief 355, komt worden het ‘excentrieke denkbeelden’ genoemd. Met de slotzin: ‘Weshalve dan ook de P.K. van oordeel is, de aandacht Zijner Majesteit met deze en met andere gevoegde stellingen, niet te mogen bezig houden; hebbende daarin overigens niets gevonden, dat haar voor het stelsel van kolonisatie kan dienstig zijn, daar de ondervinding hier reeds verscheidene proefstukken beslist heeft, welke in Engeland nog als bloote theoriën moeten worden aangemerkt.’
Over het bedelen door Metz zie het boek bladzij 157.
(bladzij 83) Tot de bezoekers die verslag doen hoort ook Nut en Beschaving in de Staatscourant van 13 december 1818: ‘(…) eene mondelingsche getuigenis van eenen zeer geloof waardigen persoon, onlangs van Drenthe terug gekomen, de volkomene tevredenheid der kolonisten bevestigt.’
Het boekje Ontwerp om de maatschappij van weldadigheid op de provincie Noord-Braband toepasselijk te maken wordt aangekondigd in de Staatscourant van 2 januari 1819.
De subcommissie Oud-Beijerland rapporteert over hun avondje collecteren in de Staatscourant van 16 januari 1819. De subcommissie bestaat volgens dat artikel uit: Adriaan van der Geer Az, president, de predikanten Samuel la Lau en Adam Philip Winold Noordink, benevens den ontvanger der registratie, mr. Cornelis Petrus Wierts van Coehoorn, secretaris en penningmeester.