Benjamin van den Bosch schrijft over het begin van de veldarbeid op maandag 9 november 1818, het reglement van de Maatschappij is in archief 2 en staat ook op deze site afgedrukt. Iets anders maar met dezelfde betekenis wordt het verwoordt in de Star 1819, pag. 279, waar het feit ‘dat alles wat gegeven wordt, de vergelding is van arbeid en verdiensten’ de ‘grondslag van alles’ genoemd wordt.
De brief aan subcommissies om ze daaraan te herineren is een last minute kladje van Johannes van den Bosch, in archief 960, dat hij tegelijk met reisvoorschriften in ‘Concept-bepalingen wegens het vertrek van huisgezinnen naar de eerste kolonie’, archief 1337, aan Ockerse adresseert met het verzoek er een circulaire van te maken.
Het lesgeven in veldarbeid wordt later beschreven in de Star 1821, pagina 497.
(bladzij 46) ‘Over het algemeen stellen wij ons de bezwaren van eenen arbeid…’ schrijft Johannes van den Bosch in de Star 1819, pagina 35 en daar verhaalt hij hoe hij de ‘daartoe vereischte ligchaams-oefening’ bestudeerd heeft. Een citaatje daaruit: ‘Meest alle veldarbeid vordert slechts de duurzame beweging van eenen matigen last met eene bepaalde snelheid.’
De Utrechts ‘verwersknegt’ heet De Kruijf of De Kruif. Hij arriveert pas laat in november als gevolg van een conflict tussen zijn subcommissie en de pc (zie boek bladzij 87) en op 31 maart 1819 schrijft Benjamin van den Bosch, archief 50, dat de man ‘zedert 3 maanden sterk aan de jicht souffreert ’ Meer informatie over De Kruijf in zijn persoonsfile.
De liederen zijn ook te vinden bij de ingekomen post, archief 49. Twee ervan zijn afgedrukt op deze site.
‘Zoo lang de landbouw het noodig… enzovoort is artikel 16 van het reglement.
Het aanbranden van het eten de eerste dagen wordt beschreven in Kloosterhuis pagina 159. De kok heet Rieken, hij verdient vijf gulden per week, Benjamin van den Bosch schrijft dat hij ‘twee zeer kleine kinderen’ heeft en dat ‘zijne vrouw niet tot de jongsten behoord’. Als de menage midden 1819 is afgeschaft, verdient hij wat bij als ‘metzelaar’. Daarna gaat hij koken voor het bedelaarsgesticht op de Ommerschans. Naar alle waarschijnlijkheid is hij best goed in zijn vak, want over de kwaliteit van zijn maaltijden worden nooit klachten gehoord.