Benjamins mening dat Schweitzer ‘geen der minste dienst verrigt’ en veel te veel potloden verslijt, dateert al van december 1818. Verder wordt hier zijn brief van 20 januari 1819 geciteerd. Johannes van den Bosch schrijft over het achtkantig huisje en de nieuwe bouworde in de Star 1819, bladzijde 48. Die architect heet G. Tappe en het plan was naar de Maatschappij toegestuurd door ‘den Heer smachausen van Borchette (bij Aken)’. Voor de beschrijving van het huisje is Johannes’ stuk aangevuld met de waarnemingen van een bezoeker, die worden weergegeven in het jaarboek 1818 van Stuart, pagina 248.
De nasleep voor Schweitzer speelt in april 1820. De 16de schrijft een luitenant-kolonel Wenkebach, die wel erg veel Duits door zijn Nederlands doet, en die blijkbaar het strenge gesprek is aangegaan op verzoek van de pc, want hij schrijft dat hij met Schweitzer gesproken heeft ‘Nae ontvangst van UHoogEdelgestrenge missive van den 13e deezer no. 33/4′.
Het roemloze einde van het achtkantig huisje wordt vermeld in de Star van september 1819 in het jaarverslag van de afdeling van correspondentie op pagina 748, waar het trouwens – voor het eerst – het ‘ronde huisje’ genoemd wordt…