Koppejans briefje aan Johannes, eindigend met ‘mijn hartelijke begeerte is UE gevoelens hier van te mogen weten. In hope en verwagtingen hiervan blijve ik met hoogachting’, is ongedateerd, maar is gevoegd bij een brief van Wouter Visser op 13 april 1822.
Beschrijvingen van wat Johannes op 8 december 1821 noemt ‘zonderlinge snaken’ die naar de kolonie gezonden worden, staan op diverse plaatsen. Hier zijn gebruikt brieven van Visser op 10 juni 1823 (‘onwijze’) en 15 augustus 1823 (‘verdichtsel’). Meer fragmenten uit deze brieven en over deze (Texelse) kolonisten staan bij de archiefstukken van juni 1823.
De term ‘zinneloos’ komt overigens ten aanzien van meeredere kolonisten regelmatig voor.
De ‘braven voedster van mijn zoon’ heet Noorberg. Zij overlijdt al in 1824 en dan haalt Ameshoff – ‘De vrouw toch bezat het meeste verstand, en zonder haar is het daarzijn van Noorberg daar langer onmogelijk’- het gezin terug.