Hetgeen zij noemen gezwierd, p 204

Zoals in het boek vermeld moet bij de uitlatingen van Johannes, Benjamin en de Star over de familie Breukel bedacht worden dat het deels bedoeld is om zich te verantwoorden tegenover de uitzendende subcommissies, met name Maassluis, wat het waarheidsgehalte kan beïnvloed hebben. Benjamin laat zich over hen uit op 20 juli 1819, met als reactie de pc-notulen van 25 juli die het eerste arrest van de dochter tot gevolg hebben, en in terugblikken op 20 maart 1820 en 27 maart 1820, Johannes schrijft over hen op 17 februari 1820 en 10 april 1820.
Nog meer achteraf wordt teruggeblikt in de Star van april 1820 en uiteindelijk in het jaarverslag, archief 989, in augustus 1820.
Daarnaast zijn er brieven van de subcommissie Maassluis over de Breukels aan de pc dd 13 april 1820 en 5 mei 1820, met een reactie van de pc op 9 mei 1820, waarvan gedeelten ook terugkomen in de nasleep op bladzijde 244 ev in het boek. Zie verder over Breukel diens persoonsfile.

Uitlatingen over brave mannen en lastige vrouwen in diverse kolonistengezinnen komen voor in diverse brieven en verslagen van Benjamin. Voor waar het Burks betreft zie hoofdstuk 3 en 4. In hoeverre het hier louter de gewaarwordingen van Benjamin en Johannes betreft, of dat het iets waars zegt over de positie van vrouwen in armengezinnen in die tijd weet ik niet.