Nachtbidders, p 153

‘Wij mogen het ons geenszins ontvein­zen dat de mensch moeijelijker te helpen is…’enzovoort, komt uit een brief van de permanente commissie aan koning Willem I dd 23 maart 1819 met het eerste voorstel om een bedelaarskolonie te stichten. De beschrijving van de activiteiten van de troepen bedelaars komt uit een brief van gouverneur Hofstede dd 31 juli 1819. De brief van Johannes aan Robert Owen is van 16 juli 1819.
Qua benodigd gezag meldt de Maatschappij op 23 maart 1819 aan de koning dat ‘het noodig zal zijn, dat de Direktie over zoodanig een instituut met hetzelfde gezag bekleed worde, ‘t welk van regenten van het werkhuis te Amster­dam, en van andere godshuizen is toege­kend’

De term ‘vrije kolonie’ komt nog niet voor in de oorspronkelijke reglementen van de Maatschappij uit januari 1818, maar duikt voor het eerst op in de Star van januari 1819 op pagina 72 in een artikel van Johannes van den Bosch.
Het vervallen van de noodzaak om een gracht te graven en de omschrijving voor wie de strafkolonie bedoeld is, komen uit het jaarverslag dat 5 augustus 1819 aan de landelijke commissie van weldadigheid wordt aangeboden, archief 989 en ook is afgedrukt in de Star 1819 pagina 655.
Johannes mijmert over de naam strafkolonie in een brief op 26 maart 1820.