Negociaties, p 188

Op 18 augustus schrijft Ameshoff nog vanuit Amsterdam naar de permanente commissie, op 20 augustus meldt zijn prokuratiehouder dat hij weg is. Die procuratiehouder heet volgens de ondertekening van zijn brieven aan Nieuwenhuis en Mendes de Leon op 20 augustus J. Jabot. Hij neemt wel vaker voor Ameshoff waar, bijvoorbeeld de week van diens huwelijk begin juli. Hij schrijft nu ‘P.S. De Hr A. naar de colonie zijnde, retourneert eerst heden over 8 dagen.’
Nieuwenhuis schrijft op 20 en 22 augustus aan de pc. De brief die Johannes van den Bosch op 20 of 21 augustus terugschrijft is niet in het archief maar de inhoud valt af te leiden uit de reactie erop van dokter Nieuwenhuis die op 22 augustus gedeelten uit Johannes’ brief aanhaalt.
Overigens: Nieuwenhuis vraagt het antwoord te zenden aan ‘den Heer J. Mendes de Leon op de Keizersgracht bij de Westerstraat’, maar de Westerstraat komt helemaal niet bij de Keizersgracht?!?

De welgestelde erflater is een Amsterdammer die Bosch heet. Ameshoff schrijft aan de pc over het legaat in diverse brieven eind 1819 en begin 1820. Het citaat over de steentijke zuster staat in een brief van hem aan de pc dd 28 maart 1820.

In de circulaire van 24 juni 1818 stond ‘Ten aanzien der eerste te nemene proe­ve is bepaald, dat deze zal geschieden voor de algemeene rekening der Maatschappij, en dat daartoe, zoo veel mogelijk, uit iedere kontribu­ale stad een huisgezin zal worden genomen.’ Waarschijnlijk was het dus toen al de bedoeling om bij toekomstige kolonisaties een verband tussen contributie en plaatsing aan te brengen. In het jaarverslag, archief 989, ook gepubliceerd in De Star vanaf pagina 629, schrijft Johannes nu: ‘Verders meenen wij, dat de billijkheid vordert, het getal der huisgezinnen, waarvoor door iedere Gemeente gekontrakteerd kan worden, af te meten naar het aantal Leden der Maatschappij (…)’.
De eerste keer dat de term huisverzorgers valt binen de Maatschappij is in de Star van juli waarin vanaf pagina 469 de eerste poging ondernomen wordt om uit te leggen hoe het nieuwe systeem gaat werken. Die uitleg is niet bepaald helder en de komende nummers moet het vaker uitgelegd worden, onder andere pagina 701. In het novembernummer, pagina 990, wordt Ockerse daar een tikje chagrijnig van: ‘De ontdekking, dat onderscheidene Sub-Kommissiën, Gemeente- of Arm-besturen, in weêrwil der meest-mogelijke duidelijkheid van voordragt, de voorslagen der Permanente Kommissie, aangaande dit onderwerp, niet genoegzaam begrepen hebben, heeft deze doen besluiten, dit korte overzigt daarvan alhier te plaatsen, waarmede zij vertrouwt, zeer vele belanghebbenden eenen dienst te bewijzen.’
Daarna was het blijkbaar wel duidelijk.
In een daaropvolgende stukje wordt de 1700 met terugwerkende kracht op de proefkolonie toegepast (een subcommissie die daar een gezin geplaatst heeft moet eerst 1700 aan contributies afgedragen hebben voor ze weer een gezin mag plaatsen).
Tot de vrijstelling van landhuur besluit de pc volgens haar notulen op 9 oktober 1819: ‘(…) dat de kolonisten, die een of meer kinderen hebben van de grondlasten zijn vrijgesteld.’ Johannes formuleert hoe dat ‘alleszins voordeelig’ is in een brief aan de pc dd 7 maart 1820. De subcommissie Edam moet de weggelopen leden melden in een brief op 30 december.