Rondlopen om het Tholer papier te plaatsen, p 99

Ameshoff meldt zijn kopieerkosten op 12 december 1818, archief 48.

In de kolonieboeken blijft de kolonist consequent Gerrits genoemd worden, maar in het bevolkingsregister wordt het geleidelijk Timmerman. Bijvoorbeeld als zijn dochter in 1842 trouwt op de kolonie Veenhuizen, gemeente Norg, akte 12: ‘Bruid Roelofjen Timmerman, geboortedatum: 09-01-1817, geboorteplaats: Kampen, dochter van Hendrik Timmerman en Femmegien Hendriks.’ En bij zijn overlijden in diezelfde gemeente in 1853, akte 43, is het inclusief patroniem: ‘Overledene: Hendrik Gerrits Timmerman, geboren te IJsselmuiden op 22-04-1758; beroep: zonder; overleden te Veenhuizen (Norg) op 13-03-1853, voorm. woonpl. Frederiksoord.’
Overigens heb ik mij er bij neergelegd en staat zijn persoonsfile op deze site ook als Gerrits.

Subcommissies mogen in principe de door hen gemaakte kosten inhouden op de contributie-afdracht, maar de pc maant hen regelmatig daar zuinig mee te doen en prijst publiekelijk subcommissies die de kosten zelf voor hun rekening nemen. Eind oktober roept zij in de Staatscourant subcommissies op de correspondentie met de pc toch vooral ‘op dun papier’ te doen ter besparing van portikosten.

Op 16 september gaat er een circulaire uit aan de gouverneur generaals om de subcommissies achter de broek te zitten, op 12 oktober worden ze in de Staatscourant aangemaand.

De constructie met de wissels wordt door Ameshoff beschreven in diverse brieven, bijvoorbeeld dd 7 oktober 1818 als hij zijn beklag doet dat Nieuwenhuis en Mendes de Leon geen blanco wissels willen tekenen, wat hem de moeite zou besparen om ze steeds weer op te moeten zoeken voor een handtekening.

De naam van die man uit Hoorn die er met de kas vandoor zou zijn is steeds moeilijk te lezen. Het lijkt het meest op Velius Baert. Ameshoff schrijft erover op 18 augustus 1821 (dat hij door de Hannoverse regering is uitgeleverd), op 21 november 1821 (‘De getuigen tegen Velius Baert wil men tegen 7 decbr aanstaande zullen opgeroepen worden.’). Met de subcommissie Hoorn ruziet de pc over de vraag hoeveel geld ze nog af te dragen hebben. Bijvoorbeeld op 18 september 1821, archief 59, protesteert Hoorn dat de pc een lijst heeft gepubliceerd volgens welke Hoorn nog een dikke 2300 gulden moet betalen. De pc doet het 25 september 1821, archief 352, af met de woorden:’Wat de questie over den post van het dienstjaar 1819-1820 betreft, deze zal door den regter moeten worden gedecideerd; wij zullen dus daar­over niet verder uitweiden.’
De preciese afloop is mij niet bekend, alleen schrijft Ameshoff nog op 17 oktober 1823, archief 67: ‘Men zegt dat de subk. te Hoorn gede­charcheerd is van het uitstellen der pretentie door Baart zoek gemaakt.’

(bladzij 101) Het irriteert Ockerse onder meer dat Ameshoff in zijn brieven steeds herhaalt wat Ockerse hem geschreven heeft, met toevoeging van kritisch commentaar: ‘Dat de afdeeling van financie eerlang kredieten op den Haag en Delft zal hebben, het geen ons niet aangaat voor en aleer het­zelve zal aangewezen zijn.’
In het brievenboek staan regelmatig kregelige opmerkingen van Ockerse over de binnengekomen post van Ameshoff. Bijvoorbeeld 10 december 1818: ‘Kassier Ameshoff. Haspelt over de manda­ten no. 56,63,66. Respons: Wederlegd.’