De jool met de laatste wagen mest wordt gemeld in de Star pagina 622 en de weekindeling op pagina 543. De oude scheepsbalken worden door Benjamin genoemd op 11 juli en door de pc besproken op 18 juli. Op 17 juli schrijft Benjamin: ‘Morgen ‑ zondag ‑ zal er voor het laatst menage gemaakt worden. Ten einde hunne vroege aardappelen nog eenige dagen te kunnen ontzien, zal ik aan ieder 1 1/2 schepel oude goede aardappelen à 10 stuivers t schepel doen uitgeven.’
Overigens blijkt hij ook nu nog met zijn broer te corresponderen – ‘Over de staat der landerijen schreef ik heden gedetailleerd aan de 2 assessor, zo zij het mij vergund mij daar aan te mogen refereren.’ – maar die brieven zijn niet bewaard gebleven.
De financiële stand van zaken bij het einde van de menage heeft hij later overgenomen op een staat per januari 1820, archief 54.
De twee bij de aannemer bijklussende kolonisten zijn Bodenstaf en Bult, die als zodanig genoemd worden op een staat ‘van verrigten Arbeid, Verdiensten, Uitbetaling en Kassa-rekening der Kolonisten, van de 25sten tot en met den 31sten Julij 1819′ die in de Star van juli is afgedrukt.
De beoogde smid is Matthijs Muller uit Den Haag, Vrouw Breukel is degeen die twee kinderen uit Maassluis ophaalt en het in Dordrecht achtergebleven meisje was ingedeeld bij het gezin Kranendonk. Tegen de zin van Adrianus Kranendonk. Diens oudste zoon en dochter hadden niet mee willen komen naar de kolonie terwijl Kranendonk ‘zeer veel bezwaaren had om de ontbrekende door vreemde kinderen te suppleeren’. Na een brief van de pc had Dordrecht gemeend het gezin toch ‘tot het opgegeven getal van 6 personen te moeten aanvullen.’
Over de carrière van Jan Hendrik Gerards wordt ook geschreven in Kloosterhuis, pagina 269. Op 6 juli schrijft de Amsterdamse subcommissie over de bij hun losgepeuterde ‘onderstand, huisvesting, voeding en vrij transport’.
Op 30 juli schrijft Benjamin: ‘Geassisteerd door ?a?en en de kolonisten Bult en Krabshuis heb ik gister aan de markt te Hoogeveen twaalf der beste melk koeijen voor de kolonie gekocht voor ƒ 649=.=. dus door elkander ƒ 54‑.’ Zie ook persoonsfile Krabshuis.
Over de kaasmakerij begint Benjamin vanaf 3 augustus en de pc-notulen van 8 augustus melden: ‘Besloten … den Direkteur (…) te kwalificeren om de benodigdheden voor boter- en kaasmaken intekopen, en daar voor en andere lopende uitgaven een mandaat te kreeren van eén duizend gulden, no. 133, 134.’ Over de varkens en het slachten door Jan Bult besluit de pc op 28 augustus, alles voorafgegaan door de zinssnede ‘De generaal proponeert…’ Uitlatingen over de ‘gewasschen’ en de ‘landhoeve’ zijn van Benjamin, respectievelijk 11 juli en 4 augustus.