Visser op 30 mei 1821 aan de pc: ‘En haar tevens te berigten, dat hier zijn aangekomen, de Heer Falck als adjunkt Direkteur der 2. classe’. Onderhuidse kritiek op Benjamins administratie staat onder meer in brieven van Johannes van 9 juni (over de missende stukken) en 17 juni (‘derelijk’) en van Visser op 18 juli (‘gebrekkige afschriften’).
Op 17 juni denkt Johanes nog dat alles binnen een maand bijgewerkt zal zijn, maar op 1 augustus heeft hij die gedachte laten varen en schrijft hij dat de administratie de directeur ‘wanhopende’ maakt en dat Visser vermoedt dat het een van de redenen was waarom Benjamin er de brui aan gaf. Als gezegd vond Johanes dat geen rare gedachte en ik al helemaal niet!
In diezelfde brief schrijft Johannes van den Bosch ook: ‘Ik stel derhalve voor de Heer Ameshoff te verzoeken om een paar knappe jonge lieden, voor minder gaat het niet, op te sporen en naar hierwaards te zenden 6 weken op de proef, om aan ieder van deze ƒ500 jaarlijks toeteleggen. Maar dat hij ons vooral boekhouders en geen copiisten zend.’
Ook in die brief, 1 augustus dus, schrijft hij over vader en zoon Baade en hun ongeschiktheid als administratieve hulpen.
Over de raad van administratie schrijft Johannes op 3 en 16 december en de Star 1822 op pagina 25. Op de navolgende bladzijden staat een beschrijving van de werkzaamheden van het gezelschap. Er staat niet bij of Johannes er zelf ook bij aanschuift, maar hem kennende vermoed ik dat wel.
De persoonlijk schrijver van Johannes is een 30-jarige man die Abraham van Riemsdijk heet, maar voorzover mij bekend geen familie van Jeremias Faber van Riemsdijk is, geboren 31-7-1971 in Amsterdam. In 1822 trouwt hij, in 1823 raakt hij in opspraak door een vechtpartij in het logement, waarvoor hij tot straf drie maanden op half loon gezet wordt (hij werd toen al door Den Haag betaald, zie boek bladzij 355), en eind 1824 wordt hij ziek en overlijdt hij.
Over de ‘korting van 2 stuivers per gulden voor het Administratie-fonds’ meldt de Star 1821 op pagina 579 in een voetnoot: ‘Uit dit fonds worden de geëmployeerden, de ossen, paarden enzv. betaald; het overschot strekt in mindering van ieders schuld.’
Meerdere subcommissies beginnen over de kosten, dit citaat komt van Enkhuizen dd 12 oktober 1822, ook het verweer ertegen komt regelmatig voor, dit citaat komt uit een brief van de pc aan het Nieuws- en advertentieblad te ‘s Gravenhage dd 14 januari 1823, zie ook boek bladzij 343.
Johannes beschrijft de kortstondige carrière van Bichon Vingerhoedt op 29 juli 1821. Gezien de datum zal dit dus een van de door Ameshoff gezonden jongemannen zijn.