Op 2 juni schrijft Johannes aan de pc dat de orde zich begint te herstellen, de dag ervoor had hij het nog over zowel belonen als bestraffen gehad, over aanmoediging en geluk schrijft hij op 17 juni 1821.
Het feest om de veertien dagen is het 24ste, en laatste, artikel van het reglement. Blijkbaar blijven die danspartijen in deze frequentie bestaan, want twee jaar later heeft Jacob van Lennep in Nederland in den goeden ouden tijd. Zijnde het dagboek van Jacob van Lennep van een voetreis met zijn vriend Dirk van Hogendorp door Nederland in 1823, M.E. Kluit (ed), Utrecht 1942, het op pagina 126 over ‘het bal dat om de andere Zondag gegeven wordt’.
Over de zondagspartij, de jonge meiden in de bronstijd en de vlasvinken schrijft Johannes op 17 en 23 juni.
Hij begint op 2 juni met opmerkingen over ‘bonten te dragt’ en als zijn poging om het met overreding te keren gefaald heeft, stuurt hij op 11 juni het concept-sermoen en zijn voorstel – met de wens dat prins Frederik medeondertekent – naar de pc. Het sermoen zelf staat ook in de Star 1821 pagina 630.
Nadenkend over mogelijke maatregelen tegen ‘vreemde’ kleding, oppert Johannes ook de mogelijkheid om alle niet-koloniale kleding in beslag te nemen en één keer per jaar allemaal te verbranden.
De resterende plukpartijtjes noemt Johanes dd 8 augustus 1821.