Op 29 maart had de pc ook gevraagd om ‘den source dezer machinaties’.
Van die dankbaarheid van Gerrits wordt door ene A. Alting uit Kampen steeds melding gemaakt in de Star. Bijvoorbeeld in het oktobernummer van 1820 met de slotwoorden: ‘Alleraangenaamst was mij, dezen zomer, mijn reisje naar de koloniën.’ Blijkbaar heeft Johannes al op de dag van de ongeregeldheden in de spinnerij met Gerrits gesproken, want op die 26ste april schrijft hij dat hij Gerrits ‘op heden’ erover aangesproken heeft. Hij komt er 12 april op terug.
De Nijmeegse kolonist is Lucas Lucassen. Benjamin bericht over dit gesprek met hem in een brief aan de pc dd 12 april 1820. Voor informatie over Lucassen met ook verwijzing naar genealogische gegevens zie zijn persoonsfile.
‘Rausch word zeer gesuspecteerd’ schrijft Johannes vanuit Steenwijk op 12 april 1820 Informatie over de voorgeschiedenis van Rausch is verkregen via een nazaat van hem die genealogisch onderzoek heeft gedaan. Zie bij persoonsfile Rausch.
Die eerdere inspectie van 12 juni 1819 staat beschreven bij Het caracter onzer behoeftigen op bladzijde 168 van het boek. Daarna melden de pc-notulen van 18 juni 1819: ‘Ingekomen bij de Permanente Commissie brieven van de kolonisten F. Rausch en A. Koppejan, dagtekening 18 juny. Excuseren zich wegens het verpanden van enige goederen; de laatste biedt aan de penn. ter lossing uit zijne 6/m gagement in de maand july te voldoen.’
Notulist Ockerse haalt hier twee kolonisten door elkaar als hij abusievelijk verwijst naar Koppejan als degeen die de schade uit zijn gagement wil vergoeden. Dat moet Rausch zijn.
Over de opvolging door zijn zoon had Benjamin op 9 maart geschreven.
Uitlatingen over de ondersteuning van buitenaf komen uit brieven van Johannes en Benjamin van 27 maart, 10 april en 12 april, en het slappe ‘eene zijde, van welke men zulks geenszins zou hebben kunnen vermoeden’ uit een brief van de pc aan de subcomissie Maassluis dd 9 mei 1820.
Enige aanmoediging van buitenaf zullen de opstandige kolonisten wel gehad hebben, maar het is natuurlijk de vraag hoe georganiseerd dat plaatsvond, zie ook de noot bij bladzij 201.