Zachte tranen, p 305

Johannes stuurt het voorstel van een financiële beloning bij de medailles op 1 juni 1821 aan de pc. Daarna herhaalt hij een paar keer het verzoek er haast mee te maken, oa in brief van hem aan de pc dd 17 juni en met de opmerking ‘daar de regime tegen­woordig gestreng is enzov’ in brief aan de pc dd 3 juli 1821.

Wouter Visser stuurt op 11 juli 1821 een voordrachtslijst. Omdat hij dan pas drie maanden is dienst is heeft hij die vermoedelijk samen met Johannes opgesteld. Die lijst is niet gevonden, maar zal waarschijnlijk hetzelfde zijn als het overzicht van de medaille-verdeling dat in de Star 1821 pagina 680 en verder wordt gepubliceerd. Het blad doet verslag van de uitreiking vanaf pagina 724.

De Zwolse weduwnaar Hendrik van Ommen, die sinds Johannes Bosch naar de strafkolonie is gegaan met ongeveer 66 jaar de oudste kolonist is, krijgt beloond voor ‘ijver naar zijn vermogen’. De jonste kolonist, Klaas Visser, die twee jaar geleden werd afgezet als onderopzichter, schijnt weer een beetje in de gratie te komen gezien de beloning ‘wegens zijn toenemend goed gedrag’.

Op 16 oktober 1822 schrijft Wouter Visser over het ‘onaanzienlijk’ geworden diploma van Molenaar, die dan al als hoevenaar bij de Ommerschans woont, dus die Visser aangeschoten zal hebben toen die de vesting bezocht..