Op 18 juli 1818, slechts kort nadat de landelijke Maatschappij had gevraagd subcommissies op te richten – meldt Utrecht dat er een subcommissie van weldadigheiod Utrecht bestaat. De moeilijkheden die voortvloeiden uit het feit dat er geen katholieke vertegenwoordiger was opgenomen, zijn beschreven op bladzijde 87 van het boek.
Uit een brief van de subcommissie Utrecht dd 9 oktober 1818:
Tot antwoord op het III punt kunnen wij berigten dat zich bij ons na gedane oproeping deswegens, onder meer anderen, een huisgezin op heeft gedaan hetwelk wij, bij deeze aan het hoofdbestuur voordragen.
De naam van den vader des huisgezins is Franciscus de Kruijff, de moeder Elisabeth Wierst. Beide zijn circa 35 jaren oud, en van den Gereformeerden godsdienst. De man werkt in den zomer als verwersknegt. Doch heeft, in den winter, geen middelen van bestaan. Van de zedelijkheid en goede orde van dit huisgezin hebben wij zeer goede berigten ontvangen. Er zijn 5 kinderen, welke alle dochters zijn, van 10, van 9, van 6, van 4 en van 1 jaren oud. Het is de Sub commissie niet onbekend dat de zamenstelling van dit huisgezin niet volkomen voldoet aan de vereischten, welke de Hoofdcommissie hoofdzakelijk heeft opgege ven, het is haar echter voorgekomen, dat, bij de geschiktheid van dit huisgezin, wat het overige betreft, dit bestaand verschil van minder belang moet gehouden worden, terwijl in alle geval dit ontbrekende van een jongen zeer goed uit den weg zou kunnen geruimd worden, door een uit een der godshuizen aan dat huisgezin toetevoegen.
14 november 1818: De subcommissie Utrecht maakt in de Staatscourant melding van het vertrek van het gezin naar de kolonie.
Uit een brief van Benjamin vd Bosch dd 18 november 1818: aangekomen uit Utrecht F. de Kruif, vrouw en 5 kinderen.
Uit een brief van Benjamin dd 31 maart 1819: Het meisje bij Bransma inwonende, zou bij het huisgezin van De Kruijf kunnen worden ingedeeld. Zedert 3 maanden souffreert de man sterk aan de jicht. De vrouw heeft 5 kleine kinderen op te pas schen, zo dat er geene verdiensten voor deze anders braaf oppassende menschen zijn. De onderstand van ƒ 50 per jaar zou hier hoogst welkom zijn. Vooral wanneer ik hen s-weekelijks ƒ 1=. kon uitbetalen; voorwaarden waarop zij het meisje willen aannemen.
Uit de Star van juni 1819: De Kruijff en Houtman zijn volkomen hersteld
Uit een brief van Benjamin dd 11 juli 1919: Het grond verven der huisjes, dat hoog nodig wordt, heb ik niet minder dan ruim ƒ 2- per stuk kunnen aan besteden. Mijn voornemen is het nodige uit Amsterdam te ontbieden en de kolonist de Kruijf die nog weinig voor zwaren arbeid geschikt is, de verving te laten doen.
Zie ook beloningen voor kolonisten augustus 1819. Voor donaties watersnoodramp februari 1820, beoordelingsrapport door de directie juni 1820 en de jaarinkomen over 1820 de desbetreffende files.
Uit het brievenboek van de pc dd 12 oktober 1820: De Direkteur B. van den Bosch. (…) Geeft deszelfs rapport omtrent de indeeling van een jongeling bij De Kruiff
Uit een brief van Benjamin dd 5 januari 1821: Visser, Cohen en de Kruif zijn mede in zeer ongunstige omstandigheden. Laatstgen. echter buiten zijne schuld.
Uit de notulen van de pc dd 20 februari 1821:
15 februari 1821: Direkteur geeft een gedetailleerd rapport op de klagten van de kolonist de Kruijf. In advys gehouden, tot het vertrek van den 2den Adsessor naar de kolonie.
Uit een brief van Benjamin dd 12 maart 1821:
De persoon van A.J. Vorstman uit Delft is heden morgen hier mede aangekomen. Hij hadt een brief van den Heer Ameshoff, waarin mij verzocht wordt “den Heer Vorstman te ontvangen zo als men gewoon is een fatsoenlijk man te ontvangen, die eene goede educatie genoten heeft.”
Ik heb gen: Vorstman gezegd dat ik ingevolge bevel der Permanente Kom missie, hem als kolonist bij een ander huisgezin zou indeelen, en dat hij zich in zijn nieuwe betrekking zal dienen te schikken. De Permanente Kommissie hadt hem voor de kolonist de Kruif bestemd. Daar het mij voorkomt, dat deze man nimmer eenige dienst van den meergen: Vorstman hebben kan, zo wenschte ik denzelven, wanneer de Kommissie dit mede approbeert, bij den kolonist Baade in te deelen. Daar hij eene slechte hand schrijft. Zo zal hij de veldarbeid dienen te leeren. Zodanige lieden brengen de kolonist bij wien zij wonen, geen voordeel aan.
Uit een brief van Benjamin dd 22 maart 1821:
Ik heb de eer de Permanente Kommissie te informeren, dat op gisteren in de kolonie is aangekomen Hette Rosvan Leeuwarden, oud 8½ jaar en ingedeelt is geworden bij de weduwe Weender, dewijl dit kind voor het huisgezin van de Kruif even weinig geschikt was, als den voor eenige dagen aangekomen jongeling Vorstman van Delft, over wien ik reeds vroeger aan de Kommissie geschreven heb. Ik ben derhalve tot nog toe buiten staat, om ingevolge de intentie der Kommissie, het bovengem: huisgezin van de Kruif een, voor het zelve geschikte jongeling, te bezorgen.
Uit een brief van Wouter Visser dd 22 mei 1821:
Wijders heb ik de eer ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen, dat alhier is aangekomen, de persoon van Gerrit Aarssen, gezonden door de diaconen der doopsgezinde gemeente te Zaandam, bij zich hebbende eenen missive aan den Heer 2 Adsessor, volgens welke diaconie een contract met de Permanente Kommissie gesloten, om den gen. Gerrit Aarssen in een dezer kolonien te plaatsen en daar te verzorgen. Hoewel ik hier van door de Permanente Kommissie niet was geinformeerd, heb ik geen zwarigheid gevonden, hem in de kolonie op te nemen en hem bij den kolonist F. de Kruijff ingedeelt, hopende hiermede aan de intentie der Kommissie te hebben voldaan.
Uit een brief van Wouter Visser dd 9 februari 1822:
Voorts bekomt de Permanente hier door berigt dat de kolonist Gerrit Aarsse van Zaandam, door de regering der stad is verwittigd dat voor hem, bij de loting voor de Nationale Militie is getrokken no.1 en dien ten gevolge gelast zich op den 15 aanstaande voor de militaire raad, zitting houdende te Haarlem te vervoegen. Dan door de Heeren van Roijen en Fabricius bij monde geinformeerd te zijnde dat Z.M. bij een besluit heeft gelieven te bepalen, dat de personen welke door de Maatschappij van Weldadigheid in hare kolonien zijn opgenomen, voor de militie zullen worden opgeschreven in de gewes ten onder welke de kolonien respektivelijk gelegen zijn; waarmede ook volmaakt overeenstemt de kennisgeving van den grietman van West-Stellingerwerf, waar van extrakt hier nevens gaat; en daar ten gevolge van dit een en ander de genoemde jongeling Gerrit Aarsse in de gemeente van Vledder is ingeschreven; zoo is het mij voorgekomen, denzelven niet te moeten laten vertrekken, alvorens ik intentie der Permanente Kommissie dien aangaande te hebben vernomen.
Op 17 februari 1822 meldt Visser dat Gerrit Aarsse naar Zaandam is gestuurd om zijn dienstplicht te vervullen omdat gebleken is dat het een uitgestelde loting van verleden jaar betrof, zodat ook deze poging om iemand bij De Kruif in te delen mislukt.
Later zal dochter Jannigje trouwen met een zoon van de kolonistenweduwe Nobbe (zie de verwijzing op deze pagina) en die nemen de hoeve van Frans de Kruijff over.
De Kruijff komt voor als vrijboer te Frederiksoord op de bladzij vrijboerenreglement 1830: http://www.schackmann.nl/proefkolonie/Archief/Vrijboeren1830.html