De schoonste dag van mijn leven, p 26

De grootte van de proefkolonie is afgeleid van het kadastrale minuutplan 1832 van de gemeente Vledder sectie D3, Drents archief inventarisnummer 0178, invoernummer 1318. Het is aannemelijk dat die kaart accuraat is, de grondbelasting werd er op gebaseerd. De omtrek van de kolonie is er op zichtbaar: Vledderweg, gracht, Steenwijker Aa en Westerbeeksloot. Ervan uitgaande dat de huidige Majoor van Swietenlaan op de plek ligt van de oude Vledderweg en dat de loop van de Steenwijker Aa niet veranderd is, valt aan de hand van de afstand tussen die twee de oppervlakte van de proefkolonie te berekenen.

De ‘700 Rijnlandsche roeden’ staan in een brief van Johannes van den Bosch aan Stephanus van Royen, een dag na het definitief worden van de aankoop, dus 19 augustus 1819, archief 352, waarin hij Van Royen schrijft hoe die te werk moet gaan bij het aanleggen van de kolonie. Voorzover Johannes daarin niet alles kan regelen, besluit hij met ‘Zijt zo goed dan de zaken na uw eigen oordeel waar op ik mij volkomen ver­laat te schik­ken. Spoed echter is het hoofd van de zaken.’ Een paar dagen later komt Johannes zelf terug naar Drenthe.

Dat de eerste steenlegging op dinsdag 25 augustus 1818 plaatsvond, komt uit Westendorp Boerma 1927, pagina 104 en dat Johanes dat altijd de ‘schoonste dag’ van zijn leven is blijven noemen uit Westendorp Boerma 1950, pag. 27. Omdat Westendorp Boerma het familie-archief heeft kunnen inzien zal het wel kloppen. Waarom ik het zo vind afsteken tegen Johannes’ normale manier van uitdrukken zal uit het boek wel duidelijk geworden zijn.
.
Het ploegen door boeren uit de omgeving blijkt uit een brief van Van Royen aan de Maatschappij dd 7 september 1818, archief 49. Die brief wordt uitgebreider geciteerd in Kloosterhuis pagina 96. Johannes van den Bosch doet prins Frederik verslag van de aankoop en de eerste ontginning op 17 september, archief 1179.
De aannemer die de eerste koloniehuisjes bouwt is Oosterloo uit Steenwijk. Hij zal nog diverse jaren alle bouwwerkzaamheden voor de Maatschappij voor zijn rekening nemen. Hij heeft ook zitting in de subcommissie van weldadigheid Steenwijk.

Het boek dat Johannes van den Bosch in deze periode doet uitkomen heet Nederlandsche bezittingen, in Azia, Amerika en Afrika, in derzelver toestand en aangelegendheid voor dit Rijk; wijsgeerig, staathuishoud­kundig en geographies beschouwd, met bijvoeging der noodige tabellen en eenen atlas van 12 nieuwe kaarten, der overzeesche bezittingen van Z.M. den Koning der Nederlanden.

Volgens Kloosterhuis pagina 155 kwam de huisraad voor de kolonistenwoningen mee op hetzelfde schip als de onderofficieren. Dat zou heel goed kunnen, maar dat heb ik niet kunnen vinden.
Eenmaal worden de onderoffcieren door Benjamin ‘korporaals’ genoemd, maar verder altijd ‘sergeanten’, dus ik neem aan dat dat hun rang is. De administratieve kracht, sergeant Schweitzer, had voor zijn vertrek naar de kolonie al korte tijd op het bureau in Den Haag gewerkt. In de notulen van de pc van 3 augustus 1818 staat: ‘wegens de menigte van schrijfwerk aan ‘t Bureau is geaccor­deerd vooreerst voor een­ige tijd een tweede als schrijver te mogen employe­ren, en daartoe geemployeerd Jo Schweitzer, onderofficier op een weekgeld van …’ (opengelaten) Op 9 november 1818, archief 49, schrijft Benjamin dat de onderofficieren hem ongeschikt lijken.