Koppejan logeert bij de onderofficier, p 219

Notulen Permanente Commis­sie dd 30 januari 1820: ‘Besloten aan den Min. van Marine te verzoe­ken het gebruik der monster­schuit of ander koninklijk vaartuig voor de overvoering van den Generaal J. van den Bosch, tegen den 4 february ‘s avonds van Amsterdam tot voor Blokzijl.’ Zijn verblijfplaats blijkt uit de brieven van hem met plaatsnaam Steenwijk en uit brieven aan hem geadresseerd aan pension Schuttelaar te Steenwijk. Schuttelaar of Schuttelaer wordt elders niet alleen als herbergier, maar ook als ‘postmeester’ genoemd. Hij schijnt een paar jaar later ook het logement in Frederiksoord onder zijn hoede gehad te hebben.

Over de vorst die het kegelspel omverschopt en over de diverse zieken schrijven zowel Johannes als Benjamin deze periode aan de pc.
De huisverzorger Smit die zijn vrouw verliest, heet voluit Abraham Smit. Hij is van 22-06-1760, dus bijna zestig jaar, en afkomstig uit Groningen. In de rode boeken van Kloosterhuis is enige verwarring over hem en een andere Smit (uit Den Haag), maar die andere is van veel later. Deze Smit zorgt voor kinderen uit Koog aan de Zaan en daartoe behoort ook een 42-jarige weduwe, Aagje Jans Keg, met wie hij hertrouwt. Zij overlijdt in 1824 en een jaar later hertrouwt Smit opnieuw, dan met Grietje van Voorst (= de weduwe Weender), 10 augustus 1825. Abraham Smit sterft 18-03-1830, Grietje van Voorst 19-03-1839.

De vrouw die in de in de kraam overlijdt, is Trijntje van der Eijck, geboortedatum onbekend, echtgenote van Pieter Dijkshoorn uit Delft, geboren 03-02-1770. Zij is al de tweede vrouw die Pieter Dijkshoorn aan de kraam verliest. Zie daarover en voor een verwijzing naar veel genealogische gegevens het persoonsfile van Dijkshoorn.

Over de ‘voorgewende’ ziekte van Van Rhee schrijft Benjamin op 31 januari en over de werkweigering van Abraham Koppejan op 18 februari nadat zijn broer er een dag eerder al over aan de pc geschreven had.